Campertrip in Normandië
Ingeborg Deleye, journaliste voor De Standaard Magazine, vertrok vorig jaar voor het eerst met de camper naar Normandië. Ontdek hier haar avontuur!
We waren nogal van de citytrips met zon, van hotels met verse lakens en ontbijten met knapperige koeken. Minder fan waren we van campings en het noorden van Frankrijk. Maar toen kregen we een baby en leek een campervakantie in Normandië plots het beste idee van de wereld.
Terwijl ik niks heb met kamperen, besloten we op reis te gaan met de camper. Ik heb de geneugten van het ontspannen in een tent een jaar of tien geleden bij mijn onbezonnenheid geparkeerd, vandaag zie ik alleen nog luide Nederlanders, plastieken klompjes en dauwnatte tentzeilen als ik aan een camping denk. Je eten sharen, tot daar aan toe, maar op de hype rond het delen van sanitaire voorzieningen is het vooralsnog wachten. Zei de vrouw die met man en kind in een gezellige camper richting Haute Normandie tufte. Want een camper is kamperen, maar dan met comfort, zeggen ze. Chouette!
Middernachtsnacks
Organisatie blijkt onze grootste beginnersfout als we op onze eerste camping in Fécamp zijn geïnstalleerd. Doorgewinterde campertrippers installeren hun gerei voor vertrek netjes in alle kasten, zo blijkt. Wij hebben alles in handige, stapelbare boxen en koffers in de enorme bagageruimte gegooid, waardoor we ’s avonds in het donker naar bestek, tandenborstels en een zaklamp staan te graaien. Als we de keuken netjes hadden geïnstalleerd voor vertrek, hadden we ongetwijfeld ook het gebrek aan borden, koffiekoppen en een koffiezet opgemerkt. ‘Organisatie is alles’ wordt onze mantra, na een week croissants en stukken stokbrood van kartonnen borden eten. Een koffiezetapparaat bricoleren we (enfin, de aanwezige man) met een stuk petfles en een filter, waarmee we gitzwarte koffie zetten om nooit meer van te slapen.
Voor het overige blijkt de camper de perfecte vakantiewoning voor onze dochter. Ze gaat in bad in de gootsteen van de camper, ligt broederlijk naast een baguette te kraaien op de bank tijdens ons ontbijt en charmeert in haar miniregenjasje elke zeldzame kampeercollega die we op onze najaarstrip tegen het lijf lopen.
Étretat, nog zo’n reisgidsklassieker, lijkt het Bokrijk van Normandië wel. Pannenkoekenhuisjes met houten gevels, wafelbakkerijen, bierhuizen en straatjes vol souvenirwinkels leiden je langs een oud-Normandische houten markthal naar de kliffen waarvoor het stadje beroemd is. Er voert een treintje naar de top van de beroemde falaises (steile rotswanden), maar daarop zijn baby’s jonger dan negen maanden niet toegelaten.
Van Veules-les-Roses is in de reisgids geen spoor te bekennen, al pronkt het dorpje op zijn website met de erkenning als ‘een van de mooiste dorpjes van Frankrijk’. Dat blijkt niet overdreven: het oorspronkelijke vissers- en weversdorp aan de oevers van de Veules – het kleinste riviertje van Frankrijk – bulkt van de Normandische boerderijen met rieten daken, prachtige rozentuinen en watermolens.
De laatste camping van onze trip, in Houlgate, is de enige vijfsterrencamping op ons lijstje, en dat blijkt meteen ook het beste idee. Er is een restaurant waar onze baby tien minuten kan krijsen zonder dat iemand er aanstoot aan neemt, het sanitair is veruit het properste dat we hebben gezien, de plaatsen zijn uitzonderlijk ruim en liggen helemaal in het groen. De vijfsterrenkwalificatie is een goede referentie voor wie van enig comfort houdt, ook op een campertrip. De voorzieningen in de camper combineren de meeste trippers met de faciliteiten op de camping, weten we nu. Afwassen kan binnen in het kleine keukentje, maar echte avonturiers doen dat gewoon buiten in een teiltje. Douchen kan in de douche in de slaapkamer van de camper, al zet je zo mogelijk de volledige slaapkamer en ineens ook de living onder water. Als je dan toch sanitair deelt op een camping, dan komen vijf sterren al eens van pas. Al horen we de baby in het gootsteenbadje geen enkele keer klagen.
Tekst en foto’s: Ingeborg Deleye
Eerder verschenen in De Standaard Magazine